Terwijl ik dit typ vlieg ik op zo’n 10 km hoogte. Gek idee. Ik vlieg met Royal Jordanian Airlines en we zijn onderweg naar de Jordaanse hoofdstad Amman, waar ik zal overstappen voor de vlucht naar Bangkok. De eerste vlucht duurt zo’n 4,5 uur, en het volgende stuk zo’n 8,5 uur. Ware het niet dat ik daarna direct nog een binnenlandse vlucht neem om me naar het plaatsje Trat te brengen, een relatief kleine plaats in het oosten van Thailand, tegen de grens met Cambodja aan. Daar hoop ik -waarschijnlijk inmiddels uitgeput- een goede nacht te maken. Op maandag pak ik dan, vlakbij Trat, de speedboat naar m’n eerste uiteindelijke bestemming: het piepkleine eilandje Koh Mak. Dit is het plan althans, hopelijk gaat het zoals ik heb bedacht.

Ik zit in een relatief klein vliegtuig en er zijn best veel lege stoelen. Iedereen heeft zo te zien wel een lege stoel naast zich. Ik ook. Toen we een paar uur geleden vertrokken uit Amsterdam was de laaghangende lucht loodgrijs en de bomen kaal. Uiteraard regende het zelfs een beetje. Winter in Nederland. Het vliegtuig vertrekt op tijd en al taxiënd naar de startbaan werp ik een laatste blik op de ‘goed georganiseerde modderpoel’ die Nederland is (aldus m’n super-buurvrouw Joan, die zo lief was om me van Utrecht naar Schiphol te rijden). Langzaam begint het besef in te dalen dat ik echt weer op reis ga: zes weken zelfs!

Aan boord een leuke mengelmoes van mensen die zo te zien als eindbestemming Jordanië hebben, gemengd met een fiks pak kaaskoppen (zoals ik) die op doorreis zijn en waarschijnlijk allemaal ook doorvliegen naar Bangkok. Nadat we zijn opgestegen is ons vliegtuig binnen 5 seconden door de grijze deken geprikt en verschijnt er als een waar mirakel een heldere blauwe lucht en een -letterlijk- oogverblindende zon. M’n mede-reizigers en ik slaken een kreet van opwinding bij de ontdekking dat de zon nog echt blijkt te bestaan.

Ik heb een plekje aan het raam gereserveerd. Ik houd er van om naar buiten te turen en de (nu opeens) prachtige wolken in het lage zonlicht te zien en te mijmeren over de grootte van het heelal, de zin van het bestaan, en of ik thuis het licht wel uit heb gedaan. Het uitzicht is werkelijk schitterend: de laagstaande zon, de wolken, van bovenaf beschenen zover je maar kijkt. En boven me een blauwe lucht die rijkt tot in de oneindigheid.

De bemanning laat er geen gras over groeien want ik wordt vrij snel uit m’n gemijmer wakker geschud voor een hermetisch gesloten zakje pinda’s en een bekertje drinken. Zodra die op is krijg ik rap een warme maaltijd voorgeschoteld. Er staat ‘VG’ op: vegetarisch. Inhoud: gekookte worteltjes, champignons, en: asperges. Lekker warm en persoonlijk op smaak gebracht met een toefje zout. Een klein broodje, een klein bekertje water, een klein bakje met salade en een klein bakje met gedroogd fruit. Lekker! Zodra daarna de thee en koffie worden geserveerd merk ik dat het buiten al donker begint te worden. De zon zakt langzaam achter de wolken en het kleurenspel verandert bij iedere blik. Daar waar de zon achter de horizon verdwijnt kleurt de lucht diep oranje, en vanaf daar verloopt de kleur naar lichtblauw en nog wat hoger naar diep diep donkerblauw. Schitterend.

Ik voel me erg dankbaar dat ik weer mag vliegen en weer op reis mag. Wat een rijkdom.


De aanloop naar de reis die nu voor me ligt is een beetje anders geweest dan m’n voorgaande reizen. Dit keer speelde ik al wel langer met het idee om weg te gaan, maar kon ik mezelf maar moeilijk overtuigen om de knoop door te hakken.

M’n vorige reis in 2019 naar India had ik alles vrij snel helder. Ik wist wat ik ging doen, ik wist waar ik naartoe ging, zeker al ruim een paar maanden van te voren. Want: ik had in 2016 in Indonesië yoga gevonden en m’n reis naar India zou beginnen met twee weken yoga in een retreat in Goa. Daar bezocht ik de beroemde docent Petri Räisänen, om les te krijgen van de meester. Daarna reisde ik nog vier weken rond. Het was geweldige ervaring. Maar hoe gek en hoe mooi kan het lopen: ik ben nu onderweg naar Thailand om weer te beginnen met twee weken yoga, op een retreat van, jawel, Petri Räisänen. Maar dit keer niet alleen als student, maar ook als assistent van the man himself. Hoe dat zo heeft kunnen komen weet ik eigenlijk zelf ook niet, maar wat me maar weer duidelijk is geworden: wonderen bestaan. Toen hij me eind november (nadat ik ‘m eerder had verteld over m’n twijfels of ik wel/niet op reis moest gaan) vroeg of ik ‘m wilde helpen als ik naar Thailand zou komen, heb ik een paar uitbundige vreugde-dansjes door m’n huis gemaakt en de volgende morgen direct m’n vliegtickets geboekt.

Deze reis is begonnen. Ik vlieg hoog in de lucht en kijk uit het raam waar ik in het donker zie dat de bewolking inmiddels is weggetrokken en de lichtjes van dorpen en steden langzaam onder me door glijden. Geen idee wáár we vliegen, maar dat maakt me niet zoveel uit: ik weet waar ik naartoe ga. Nog even en dat sta ik hopelijk in het zonnige en warme Thailand. De eerste twee weken liggen vast, maar daarna ligt het nog open.

Lezen jullie weer mee?

PS: Als je op de hoogte wilt blijven van nieuwe verhalen kun je je hieronder aanmelden.