We vertrekken wederom heel erg netjes op tijd uit Amman: lokale tijd 2:20 uur ‘s nachts (0.20 uur in Nederland). Ik heb de paar uur overstap-tijd gebruikt om rond te slenteren op het mooie vliegveld, uitgebreid de wc te bezoeken (je wilt toch íets achterlaten), Jordaanse koekjes te kopen en een kuch typisch Jordaanse pasta-salade te eten.

We zijn in het midden-oosten, in de Arabische wereld, en het maakt toch best een beetje indruk. Sjeiks in lange, hagelwitte gewaden flaneren over de even zo schone betegelde vloeren, en volledig bedekte vrouwen kruizen het pad met jonge Westerse meiden in strakke hot-pants. Nadat we worden omgeroepen dromt iedereen wat chaotisch samen voor de gate en gaan we aan boord.

Het vliegtuig is groot, maar eigenlijk minder comfortabel dan dat kleinere vliegtuig naar Amman toe. M’n buurvrouw is een aardig Spaanse dame en zo zit het hele vliegtuig zo te horen vol met Europeanen. Ik hoor Engels, Frans, Duits, Spaans en veel Nederlands. De Nederlandse vrouw die met haar man op de rij achter me zit klaagt steen en been: “nou! dat wordt 8 uur afzien, zucht, kreun!”. Als ze zo doorgaat krijgt ze ongetwijfeld gelijk. Gelukkig stopt ze zodra later de verlichting wordt gedoofd.

Maar voor dat het zover is worden ook nu weer in no-time de eerste drankjes geserveerd, en niet veel later nog maar een warme maaltijd. Ik krijg weer iets vegetarisch en het is een soort van lekker. Onder ons in het donker de lichtjes van Saudi-Arabië en Kuweit. Na het eten kijken veel mensen een film op het schermpje dat ze voor zich hebben. Ik probeer het ook maar het lukt me niet om me te concentreren. Het helpt niet dat de films zijn gecensureerd, waardoor ik de draad in de toch al verwarrende film Tenet al snel kwijt raak. Wel heb ik gelukkig een noise-canceling koptelefoon meegebracht en die doet z’n werk uitstekend. Het vliegtuig maakt best veel lawaai, maar m’n koptelefoon houdt de helft buiten, inclusief m’n mopperende achter-buurvrouw.

De lichten worden gedoofd en da’s voor mij het teken om eens te proberen wat slaap te pakken, of althans, uit te rusten. Ik verwacht niet echt te kunnen slapen want zoals misschien bekend ben ik geen makkelijke slaper en heb ik wat dat betreft een hels jaar achter de rug... Maar goed: toch proberen. Oogkussen op, koptelefoon op, kussentje onder m’n hoofd en tot rust komen. Ontprikkelen. De tijd verstrijkt, en af en toe voel ik me een beetje wegzakken. Maar echt slaap kun je het niet noemen.


Opeens wordt er hard om m’n schouder getikt en schrik ik wakker. Ik trek verward m’n oogmasker af en het hele vliegtuig baadt opeens in het felle zonlicht licht. De zon staat zelfs al hoog aan de hemel, vrijwel iedereen is wakker en we zijn nog maar een uur vliegen van Bangkok! Ik kijk met slaap-dichte ogen recht in het gezicht van een stewardess-met-brede-glimlach die me een ontbijt aanbiedt: “your breakfast sir”… Ik ben nog verdoofd maar neem het ontbijtje dankbaar aan. Nog een mirakel.

Het ontbijt wordt na het oppeuzelen weer opgehaald en ons vliegtuig zet de daling in, we komen een half uur eerder aan dan gepland, misschien voor-de-wind? Uit het raam komt het Thaise platteland steeds dichterbij. Grappig genoeg lijkt het best een beetje op Nederland (minus het grijze weer/sneeuw). Rechte stroken platteland en veel water. Zou het niet grappig zijn als de piloot bij wijze van practical joke, terwijl iedereen sliep, stiekem het vliegtuig zou hebben omgedraaid en we nu weer op Schiphol zouden aankomen. “Ladies and gentlemen, this your captain speaking. We are now approaching Schiphol Airport, the ground temperature is minus 5 degrees, with a strong wind from the east and possibly some snow.”…

Maar nee, dit is echt Thailand, ik zie de tempels al, de palmbomen, en natuurlijk de zon. We landen, we gaan gedwee van boord, en lopen als een meute richting de douane. Dit vliegveld is groot, echt heel erg groot. Maar na zolang opgevouwen te hebben gezeten in een stoeltje is het lekker om even de benen te strekken.

Ik sluit aan in de rij voor de douane en besef me stilletjes dat ik geland ben, en ruim op tijd ook nog. De temperatuur ligt nog niet extreem hoog hierbinnen, maar de hele setting is toch wel even wat anders dan op het kille Schiphol. Heel langzaam begin ik de typische tropengeur weer te ruiken. Ik kan het niet beschrijven maar als je het kent weet je waarschijnlijk precies wat ik bedoel. Het staat voor mij gelijk aan reizen, warmte, avontuur en vrijheid. Ik word er direct blij van. En bovendien heeft die raadselachtige slaap aan boord me goed gedaan, ik voel me eigenlijk prima. Na de douane grijp ik m’n tas van de band en begeef me naar level 4, daar waar de binnenlandse vluchten vandaan vertrekken. Ik wandel weer een halve marathon voor ik ben waar ik moet zijn: inchecken, tas weer inleveren, en op naar de gate. Na weer wat gewacht, inmiddels op slippers en na het wegwerken van een emmer koffie, worden we in een busje geloodst en naar ons vliegtuig gebracht. Het is een piepklein vliegtuigje met twee propellors. Trat is duidelijk niet dé trekpleister van Thailand. We stijgen ratelend weer op en gaan richting Trat. Aan boord wordt - je raad het al - in noodtempo een maaltijdje neergegooid, want ook al duurt deze laatste vlucht maar 45 minuten: men staat erop dat je eet aan boord. De steward en stewardess werken zich letterlijk in het zweet en ik ben soms bang dat de steward ieder moment knock-out kan gaan, zo wit als hij ziet. Gelukkig houd hij zich staande en landen we op de landingsstrook buiten Trat. We klauteren uit ons toestel en worden in een soort pretpark-achtige wagentjes naar de ‘terminal’ gereden. Het is letterlijk niet meer dan een dak op palen. Onze bagage komt niet veel later en wordt voor onze neus op een hoop gegooid op de betonnen vloer. Zover het lukt gris ik m’n tas eruit en sjok richting de uitgang. De temperatuur is een aangename 33 graden. Daar staat m’n vooraf geregelde vriendelijke meneer met m’n naambordje op me te wachten om me naar mn eerste onderkomen te brengen. Hij wil graag m’n tas dragen maar bezwijkt bijna onder het gewicht. Ik heb er nu al spijt van dat ik blijkbaar weer teveel heb meebracht.

Na een half uurtje rijden over de slingerwegen dwars door de dikke jungle komen we aan op m’n bestemming. Ik word hartelijk ontvangen en krijg een heerlijke grote kamer met uitzicht op de rivier. Ik kijk op de klok en ben van deur tot deur precies 24 uur onderweg geweest. Ik zou gesloopt moeten zijn, maar ik voel me boven verwachting goed. Na het in de prullenbak gooien van m’n inmiddels naar giftig zweet stinkende t-shirt (niet meer te redden) neem ik heerlijke douche en loop niet veel later opgefrist over de donkere, stoffige en stille straten van Trat, op weg naar een eerste Thaise maaltijd.

Ik ben geland!