Onder een deken van stof typ ik dit bericht uit hartje Phnom Penh, de hoofdstad van Cambodja. De afgelopen drie dagen stonden in het teken van busritten en boottochten door de Mekong delta. Het programma was zo vol dat je nauwelijks tijd had om alles een beetje op je in te laten werken, da's jammer. Met een groep van ongeveer 15 mensen hebben we een flink aantal bezienswaardigheden in en rond de rivieren van de Mekong delta bezocht. De bezienswaardigheden vond ik het minste van de hele trip, ik genoot vooral van het kijken naar het leven aan de rand van de rivier. Plaggenhutten en bamboe nederzettingen op palen, primitief levende mensen die rondkomen van vissen in de rivier of landbouw op de oevers.

Gistermiddag ben ik uit de toergroep gestapt vlak bij de grens met Cambodja. Daar op een boot gestapt om zo twee uur varend stroomopwaarts bij de grens aan te komen. Daar in een hutje en paar papieren ondertekent om vervolgens in een speedboat naar de volgende controle-post te varen. Na een paar stempels en formaliteiten voeren we met een flinke vaart in anderhalf uur naar het eerstvolgende dorpje in het koninkrijk Cambodja. Daar weer uit de boot in een busje om het laatste uur over de 'weg' richting Phnom Penh te gaan.

Ondanks dat het op steenworp afstand van de grens ligt is Cambodja toch echt anders dan Vietnam, en het voelde dan ook een beetje als 'vreemd gaan' om nu hier te zijn. De mensen zijn hier donkerder gekleurd en in het gelaat zijn duidelijk sporen vanuit India en Sri Lanka af te lezen. Het soort Boeddhisme dat hier wordt bedreven is een ander soort dan het voornamelijk uit China overgewaaide Boeddhisme in Vietnam. Fascinerend om dat verschil van zo dichtbij mee te maken; goed te zien aan de tempels die her en der verspreid staan. Nog een groot verschil is het schrift. Hier gebruikt men Sanskriet, in tegenstelling tot het ge-latineerde schrift in Vietnam.

Na de kont-verkruimelende busrit naar Phnom Penh ben ik het dichtstbijzijnde hotel in gedoken om me te ontdoen van een dikke laag stof en een dreunende koppijn die al een paar dagen in m'n hoofd rondliep. De wegen hier zijn nog slechter dan in Vietnam, en dat betekent dat als je met geluk een geasfalteerde weg tegenkomt je slalommend tussen de gaten en kuilen zonder afgebroken onderdelen op plaats van bestemming aan probeert te komen. De rest van de wegen zijn onverhard en dat betekent dat je eigenlijk een 4-wheel-drive of stevige off-road motor nodig hebt om je snel te kunnen verplaatsen. Zelfs hier in Phnom Penh zijn de b-wegen niet (meer) geasfalteerd, iets wat er weer voor zorgt dat er veel stof in de lucht hangt.

Na een rustig avondje met een goede maaltijd, de lekkerste bak koffie sinds anderhalve maand en goed gesprek met de dochter van de hoteleigenaars, ben ik vandaag weer redelijk opgeknapt en zal ik de stad een beetje gaan verkennen. Morgen ga ik naar de welbekende Killing Fields, en de dag daarna vertrek ik hier weer om naar de volgende stad Siem Reap te gaan, per boot welteverstaan, tenzij je liever 20 centimeter korter en een paar jaar ouder uit de bus stapt dan je erin bent gegaan.