De eerste paar dagen hier in Saigon heb ik voornamelijk doorgebracht in de zitting van een Cyclo. Een cyclo is een soort bakfiets, maar dan met een zitting voorop. Er is geen betere manier om jezelf een luie en rijke toerist te voelen dan in zo'n ding te klimmen, maar aan de andere kant is wel ideaal om zo door de stad te worden gereden. Mijn chauffeur was, zoals bijna alle Cyclo-chauffeurs, een oorlogsveteraan van een jaar of 50. Een echt hele lieve man. Hij vocht aan de zuidelijke kant, en dus samen met de Amerikanen tegen het Communistische noorden. Zodra de oorlog over was, en het noorden het voor het zeggen kreeg, werden alle zgn. foute Vietnamezen in kampen gestopt. Zo ook mijn chauffeur. Zijn opgewektheid deed de gruwelijke verhalen die hij vertelde een beetje minder zwaar maken, maar leuk is anders. Na zijn verblijf in die kampen werden deze ex-soldaten state-loos gemaakt, dus geen paspoort en geen enkel recht. Geen recht om een huis te kopen of anderszins. Dus zijn ze bijna allemaal cyclo-chauffeurs en zijn de dus ook afhankelijk van de toeristen. En ook in Vietnam is de inzakkende economie te voelen, en dus zijn er minder toeristen dan anders, wat er weer voor zorgt dat zodra je ongeveer 500 meter over straat loopt, je ook ongeveer 500 keer NEE moet zeggen tegen cyclos, motorbikes en straatventers die je allemaal graag van dienst willen zijn. Hier in Saigon is het erger dan in alle andere plaatsen waar ik hiervoor ben geweest, en het is af en toe zenuwslopend, maar volkomen begrijpelijk omdat ze hun inkomen kwijt zijn.
Desalniettemin, mijn cyclo-chauffeur was gewoon hartstikke tof, en hij bracht me mee naar het War Remnants Museum (voorheen het Museum van Amerikaanse Oorlogsmisdaden... een naam die ze toch maar veranderd hebben, omdat ook Amerikanen veel geld kunnen binnenbrengen). Het museum bestond uit een aantal gebouwtjes met ieder een ander thema; war-victims, war-photographers, war and peace... Om de gebouwen heen stonden grote tanks en vliegtuigen die werkelijk in de oorlog gebruikt zijn geweest.
De indrukwekkende fotos die overal binnen aan de muren hingen maakte me bijna misselijk, terwijl mijn gids, notabene veteraan, lachend en grappend vertelde over hoe het was geweest. Dat geeft ook een beetje aan hoe Vietnamezen tegen die oorlog aankijken; voor hun was het gewoon nog een oorlog, na een honderd-jarige bezetting van Fransen, en bijna duizend jaar door Chinezen. Op de terugweg deed mijn cyclo-chauffeur nog een paar behoorlijke rake uitspraken, dingen als; "ookal heeft Vietnam drie bezetters weggekregen, nog steeds hebben we geen vrijheid" en "we hebben een mond om te eten, en niet om te praten". Zo zie je maar hoe de meningen hier in zuiden duidelijk verschillen van die in het noorden. In het noorden heb ik geen kritisch geluid gehoord (misschien ook omdat iedereen toch bang is om te praten), en hier, en natuurlijk vooral mijn cyclo-chauffeur - die weinig meer te verliezen heeft, was niet bang om even flink negatief over de situatie van Vietnam uit de hoek te komen.
Zo kwamen we al rijdend door deze mega-grote, en vooral bloedhete stad weer aan in het goedkope district waar ik mijn hoteltje heb (5 dollar, met balkon!!). Onderweg zie je hele pakkende dingen, grote glimmende buitenlandse kantoren, en zelfs yuppen op dure scooters, en daarnaast liggen de bedelaars op straat. Een echte stad dus!
Morgen ga ik naar de Cu-Chi tunnels, een bijna tweehonderd kilometer lang tunnelstelsel dat door de VietCong gebruikt is geweest... Ben benieuwd!