Zodra ik mezelf rond 15 uur ‘s middags de ge-airconditionende trein op station Hospet uit weet te wurmen, zwaar bepakt, slaat de hitte als een gloeiende baksteen in m’n gezicht. Ik dacht dat ik inmiddels gewend was aan de tropische warmte van Goa maar hier in het binnenland ligt de temperatuur voelbaar hoger. Oef. Ik waggel richting de uitgang en word samen met alle andere reizigers besprongen door tientallen riksha chauffeurs, allemaal op zoek naar handel. Voor ik ‘t weet zit ik in de vrolijk gedecoreerde knetterende driewieler van Manju, een jongen van in de 20 en gaan we op weg naar eindebestemming Hampi, zo’n 10 kilometer verderop. Althans, dat dacht ik. Maar bij het boeken van een verblijf via booking.com heb ik een foutje gemaakt v.w.b. locatie en beland ik alsnog een paar kilometer van Hampi af in een redelijk nieuw gebouwtje, gelegen tussen de gammele huisjes en rieten hutten van lokale mensen. Deze nederzetting heet Nieuw Hampi en wordt bewoond door mensen die, nadat de overheid de bazaar van oud Hampi gedeeltelijk platlegde, hier zijn neergestreken. Ik laat m’n nieuwe riksha-vriend even wachten zodat ik me opfrissen, want ik wil even gaan kijken in de bazaar van het echte, oude Hampi.

Onderweg van het station heb ik m’n ogen al flink uitgekeken; de omgeving is bijna buitenaards. Overal waar je kijkt grote ronde rotsen en stenen, in alle soorten en maten, in een schitterend glooiend landschap. En overal tussen de hoge rotsen, heuvels en suikerriet- en bananenplantages staan oude ruïnes. Het is echt verbluffend. Net als het verkeer. Want achterin de riksha – inmiddels onderweg naar het echte Hampi – is het billenknijpen. Auto’s, vrachtauto’s, bussen, rikshas, koeien, honden, scooters en motoren halen elkaar links en rechts in. Allemaal gehuld in een dikke wolk stof en uitlaatgassen. En allemaal zonder ophouden de claxon ingedrukt, niet om te laten horen dat je aan de kant moet, maar om te laten weten dat je bestaat. Op veel vrachtauto’s staat met vrolijke handgeschilderde sierletters vaak ‘Sound Horn Ok Please’, zodat de chauffeur ‘weet’ dat er iemand achter ‘m zit. Kortom, het is een grote teringherrie! Maar het went verbazingwekkend snel.

Hampi, of eigenlijk de omgeving van de nederzetting Hampi, is een gebied van zo’n 40 vierkante kilometer waar ooit, vanaf de 14e t/m de 16 eeuw een gigantisch koninkrijk gevestigd was. De in ruïnes vervallen paleizen en tempels liggen ruim verspreid door het bizarre landschap. De rijkdom moet er vanaf zijn gespat. Volgens de overlevering had een van de koningen in z’n beste dagen 900 olifanten en 200.000 mensen in dienst (!). En bovendien was het een grote bonte verzameling van zijde, edelstenen, parels, zilver en goud. Het hele gebied is door Unesco op de werelderfgoedlijst gezet, en terecht zo lijkt ‘t.

We komen nu in de buurt van Hampi zelf, en hier, aan de voet van de enige nog in dienst zijnde Virupaksha tempel ligt de bazaar van Hampi. We draaien met de riksha rechts af en nu valt bij mij het kwartje; een heuze bazaar. Nauwe steegjes en straatjes, met allerlei lage gebouwtjes met platte daken in allerlei stadia van verval. Alles stof en stenen, koeien en honden. Er krioelen wilde apen over de daken en bungelen aan de stroomkabels boven de straatjes. Het zijn maar een paar blokken en iedereen wil handel, dus zodra ik als witte trekpleister de riksha uitstap komen er allerlei locals uit de schaduw naar me toe gestapt “hello my friend, you looking room?”, “we have room, you look”, “hot water we have”, “cheap price only you”... Ik kom alleen even kijken hoe het er hier uitziet, verder niks. Ik heb besloten om 1 nacht in m’n verkeerd geboekte kamer te slapen, dan morgen direct op stap te gaan met Manju en z’n riksha om een aantal van de tempels te gaan bekijken – voordat het te heet wordt – en daarna zal ik naar de bazaar komen om hier een kamer te zoeken.

Het seizoen loopt een beetje op z’n eind, het hoogseizoen ligt ergens in november en december, dan is het hier druk en ligt de temperatuur lager. Maar nu, begin maart is het relatief rustig, en de temperatuur... mijn god. Als ik na een goede nachtrust samen met Manju op stap ga, we een paar schitterende tempels bezoeken en langzaam aan het middaguur nadert, verklaard hij me bijna voor gek om nog een laatste tempelcomplex te willen onderzoeken. “Have fun with the heat” roept ie nog lachend. Veel fun was het niet. Althans, de tempels zijn schitterend. Maar ik hou ‘t inderdaad niet erg lang uit. Ik word bij iedere stap die ik zet langzaam maar zeker door de hoogstaande zon afgefikt. De locals liggen allemaal al lang voor pampus in de schaduw van een boom of een muurtje. Koppig struin ik als een druipkaars tussen de tempels en ruïnes door.

Goed. Snel op weg naar de bazaar om een kamer te zoeken. Uiteraard weet Manju wel een adresje en het blijkt toevallig ook het adres van een guesthouse te zijn dat ik zelf op het oog had. Ik bekijk de kamer, kom een prijs overeen en dat was dat. De kamers zijn vrolijk geschilderd; groen, geel, oranje. Maar de staat van het geheel is afgeleefd. Het aftandse geheel wordt goedgemaakt door het mooie uitzicht op de achter de bazaar liggende rivier en, aan de voorkant zicht op de ruim 50 meter hoge toren van de nabijgelegen tempel. Perfect!

Ik neem afscheid van Manju en na een snelle (koude) douche ga ik richting de vlakbij gelegen tempel. Tot nu toe blijft het nadeel van rondreizen als witte toerist dat je geen stap kunt zetten zonder van alle kanten te worden aangesproken door iedereen die ook maar iets probeert te verkopen. “My friend, coconut?”, “my friend, riksha?”, “my friend, bicycle?”, “my friend, where you go?”, “my friend, souvenir?”, “my friend, trainticket?”, “my friend, you need room?”, “my friend, map of Hampi?” etc... Ik maak me snel uit de voeten en ga via de zij-ingang de grote tempel in. Binnen is het een bijzondere plek. De binnenplaats is open met daarop een kleinere tempel. De Hindu’s vereren hier voornamelijk Shiva en aanverwante godheden in kleine, donkere stenen nisjes, kaarsjes en wierook. Trappetje op, trappetje af. De gravures van de pilaren en wanden zijn indrukwekkend. De tempel wordt bewoond door in witte lendedoeken gehulde Hindu’s en groepen stelende apen.

Ik word ook hier aangemoedigd een gift te doen, ik schenk een paar roepies, en krijg als dank een rode stip tussen m’n wenkbrauwen van een dienstdoende Hindu. De binnenplaats van de tempel is een soort plein met op de bodem donkergrijze stenen. En omdat de zon daar al de hele dag op staat is het bijna onmogelijk om zonder m’n voeten (geen slippers in de tempel) te branden over te steken... Aan de overkant staat in de gallerij van de tempel de tempel-olifant Lakshmi. Ze is echt. Wat zijn het toch machtige dieren. Er staan wat mensen omheen en ik aai een keer over haar slurf terwijl ze een beetje verdrietig uit haar grote bruine ogen kijkt. Het geeft me een rotgevoel eigenlijk. Ze is 30 jaar oud en leeft al 12 jaar hier op een piepklein oppervlak, terwijl lokale toeristen zich door Lakshmi laten zegenen, tegen betaling uiteraard. De ernaast zittende eigenaar schreeuwt af en toe wat tegen de olifant, en heeft een gemene stok om haar in het gareel te houden. Ik hou ‘t voor gezien.

M’n kamertje ligt op de eerste verdieping onder het platte dak van het gifgroene betonnen gebouwtje. En omdat de zon zo fel schijnt is m’n kamer echt snik en snikheet. De muren, het bed, de deuren, de vloer, alles straalt warmte uit. De ventilator aan het plafond doet z’n best maar blaast als een fohn gebakken lucht rond. Snel maar weer naar buiten want de zon gaat straks onder en als je de achter de tempel gelegen heuvel beklimt schijn je een mooi uitzicht te hebben op de ondergaande zon.

Na het genieten van de mooie zonsondergang loop ik tegen een meid aan die duidelijk zit te genieten van het mooie uitzicht. Ze is klein, kort haar, vrolijk gezicht, ze klinkt Engels maar komt uit Tasmanië. We kletsen wat bij het afdalen van de heuvel en lopen terug richting de bazaar. We besluiten om bij de ingang van de bazaar op straat een Dosa te eten en praten over onze reizen en vooral yoga, want ze is hier net aangekomen vanuit het zuidelijker gelegen Mysore, waar ze voor derde keer een yoga-opleiding heeft gedaan. Bovendien is Mysore mijn volgende bestemming. We drinken nog een lekkere Mango-lassi (mango-yoghurt-drink) in de uit bamboe en riet opgetrokken lokale hangout The Mango Tree. We komen op een punt in het gesprek waarin we elkaars leeftijd moeten raden... altijd lastig. Ze ziet eruit als 16, maar ze praat als iemand van 35. Ik ben in de war. Ze blijkt 22 te zijn. Twee-en-twintig! En reist voor de derde keer alleen door India. Want een held. En je ziet aan alles dat ze helmaal in haar element is. Onverschrokken. Ergens in het gesprek zegt ze; “De chaos hier dwingt je om de stilte en rust binnen jezelf op te zoeken, anders red je het niet.”. Wijze woorden uit de mond van deze kleine dame. Weer een mooie ontmoeting. We nemen afscheid en ik ga terug naar m’n steenoven/kamer. Proberen te slapen.

De volgende morgen zou ik de zonsopgang gaan bekijken maar m’n riksha-vriend laat het afweten dus kruip ik weer in bed, het is 5:30 uur. Na m’n ontbijt een paar uur later huur ik een mountainbike en waag het erop. Ik verlaat Hampi en fiets tussen de bananen- en suikerriet-plantages en stoffige dorpjes door. Ik stop bij wat ruïnes en geniet van de rust en de mooie omgeving. Maar ik moet snel weer terug want de zon staat inmiddels al behoorlijk hoog. Teruggekomen ga ik voor pampus op bed liggen, onder de ratelende ventilator om zo de ergste hitte voorbij te laten gaan. ‘s Avonds eet ik op een van de dakterrassen onder de sterren weer eens overheerlijk en ga op tijd naar bed.

Na een rommelige en plakkerige nacht, wil ik graag naar de overkant van de rivier waar een soort eiland is en waar ook de nodige guesthouses en restaurantjes zijn. De zgn. hippie-kant van Hampi. Gelukkig koop ik op de weg naar de rivier een hoedje omdat de zon zelfs nu al sterk is. Nadat de lokale boot-maffia tevreden 20 man in hun gammele bootje heeft gepropt pruttelen we naar de overkant. Aan de overkant loop ik het lange zandpad af waar inderdaad guesthouses en restaurantjes zijn met daarin voornamelijk Israëlische backpackers, inclusief de ondertussen cliché aandoende groezelige baardjes, versleten hennep-kleding, dreads en krishna tattoos. Ik drink ergens een lekkere bak koffie (goeie koffie is moeilijk te vinden in India) en vervolg m’n weg. Volgens de kaart op m’n telefoon is er een pad dat omhoog loopt het maanlandschap in, naar een tempeltje met uitzicht. Ik twijfel even want het is al 11 uur. Ga ik ervoor? Ik heb een telefoon, water en een hoedje, wat kan er gebeuren?

Drie-en-een-half uur later ben ik weer terug waar ik begon. Dicht bij een zonnesteek, maar ik heb ‘t gehaald, heb de weg omhoog gevonden, naar een schitterend uitzichtpunt waar zelfs een klein briesje was zodat ik even kon opdrogen. Maar... ik probeerde een alternatieve route naar beneden te vinden – m’n telefoon zei dat dat moest kunen – en raak ik al gauw behoorlijk de weg kwijt tussen de huizenhoge roze rotsblokken, droge struiken en cactussen. De temperatuur ligt boven de 40 graden, en de rotsen zelf stralen niet aflatende hitte uit. Als je heel goed luistert hoor je de rotsblokken zelfs fluisteren: “have fun with the heat you dumb tourist”... Uiteindelijk geef ik het op en klauter weer omhoog naar het uitzichtpunt en ga dezelfde weg terug als hoe ik omhoog gekomen ben. M’n laatste restje water is veranderd in lauwe drek en ik laat een slakkenspoor van zweet achter me. Als ik weer beneden ben kruip ik naar het eerste de beste eettentje en bestel buiten adem een cola en een fles koud water. Ik giet het colaatje in een zucht naar binnen en plof vervolgens neer onder een draaiende ventilator. Geniaal.

Terug in m’n kamer in de bazaar neem ik een lange koude douche en spoel alle stof en zweet van me af. Maar ondanks de gruwelijke hitte overdag ben ik toch van Hampi gaan houden. De ochtenden en avonden zijn heerlijk zwoel en de omgeving ademt iets magisch uit. Het is vaak zo dat je de eerste dag, of twee, even moet landen. Maar nu begin ik de mensen in de bazaar een beetje te herkennen en zij mij. Ik weet waar ik moet zijn voor het beste eten, welk dakterras het beste uitzicht en waar de wifi het doet etc.

Maar toch ga ik weer verder: vanavond neem ik een sleeper-bus naar Mysore. De bus vertrekt om 10 uur en zal morgenochtend ergens rond 7 uur aankomen. Afhankelijk van hoe ‘t loopt. Alles is hier ‘ongeveer’, dus een uur meer of minder is prima mogelijk. Ben benieuwd!