Munnar en Kumily liggen 100 kilometer uit elkaar. Toch heeft een bus er ruim vijf uur voor nodig om die afstand te overbruggen. Dit komt door het bergachtige terrein: de route gaat over niets anders dan passen en door dalen. Bovendien stopt de bus in ieder gehucht om mensen in en uit te laten. Als wij het bergdorp Munnar achter ons laten begin ik te vermoeden dat de chauffeur van mijn bus er op gebrand is om de reis in de helft van de tijd af te leggen. Hij wil duidelijk voor het avondeten thuis zijn. Ik begin me serieus af te vragen of we Kumily wel gaan bereiken. Deze vent is gestoord. Toch, als ik naar de andere pasagiers kijk, en ik die allemaal verveeld naar buiten zie kijken ga ik er maar van uit dat het allemaal goed komt.

Ik zit weer in een bus zonder ruiten in de vensters en opnieuw heb ik weer een schitterend uitzicht. Dicht bij Munnar wordt een nieuwe weg aangelegd en moet al het verkeer – dus ook onze bus – over grote delen opgebroken, onverharde weg. Dat betekent stof. De chauffeur neemt niet de moeite om het rustiger aan te doen, de dwaas knalt over de wegopbrekingen, door haarspeldbochten, auto’s inhalend etc... Wolken stof vliegen door de bus. De chauffeur en de conducteur (iedere bus heeft een rondlopend mannetje dat kaartjes verkoopt) binden een sjaal voor hun mond en de inzittenden proberen zo goed en zo kwaad als het kan zichzelf te beschermen tegen de elementen. Alles in de bus raakt bedolven onder een dikke laag stof. Het voelt een beetje als Mad-Max, of Burning Man. En dit allemaal ook nog eens onder begeleiding van oorverdovende Hindi-muziek dat uit een grote speaker onder een van de passagiersstoelen komt. Dit kan alleen in India.

Zodra we verder afzakken naar Kumily (deze plaats ligt een stuk lager) komen we weer door allerlei rafelige dorpjes. In een van de dorpjes wordt 10 minuten gepauzeerd zodat men naar de WC kan. Ik herken mezelf nauwelijks als ik in de spiegel kijk, wat een smeerboel. De rit gaat snel weer verder en zodra we Kumily naderen begint het al donker te worden en ben ik redelijk gaar gebakken. Toch heb ik flink genoten van de rit, en ik heb ‘t nog overleefd ook. Deze vijf uur durende kermisrit kostte trouwens maar €1,50.

Kumily is een goedlopend dorpje en dat komt omdat het bij de ingang van het meest bekende wildpark van India ligt; het Periyar National Park. Hier komen veel toeristen op af die allemaal verschillende tours door het park maken. Het instromende geld van de toeristen wordt goed besteed; de wegen zijn redelijk nieuw en de hotels zijn groot (‘Jungle Palace’, ‘Elephant Garden’), en alles en iedereen die een kamer over heeft verhuurd deze onder het mom van ‘homestay’. Maar omdat dit geen hoogseizoen is, is het overal opvallend rustig. Ik heb mezelf wat luxe gegund en heb een kamer geboekt in Hotel Chrissie’s. Het is een heerlijk hotel, met grote kamers, warme douches, lekker ontbijt, een klein zwembadje op het dak, een vrij te gebruiken yogaruimte en bovendien zijn de eigenaars Adel en Uli (uit Egypte en Duitsland) super-aardig en behulpzaam. En ook de grote tuin is weer schitterend tropisch.

Na een goede nacht boek ik in het lokale toeristenbureautje een ‘full day bamboo-raft en trekking’ tour voor de daaropvolgende dag. Het is zeker niet gratis maar deze kans krijg je niet vaak. Het programma bestaat uit een flinke wandeltocht door het bos van het park en daarna een uur op een bamboo vlot over het Periyar Lake peddelen, lunch nuttigen, en vervolgens weer peddelen en wandelen naar het beginpunt. Er gaan drie gidsen mee (oude stamleden, van stammen die hier nog steeds in de bossen leven) en als stok achter de deur gaat er een beeldschone agente mee, met een groot geweer (“for your protection, sir”). Het Periyar Lake is een groot kunstmatig meer en trekt uiteraard veel wilde dieren uit de omgeving aan die hier komen drinken.

Dag twee zorg ik dat ik op tijd op de afgesproken plek ben om met de bus naar de ingang van het park te worden gebracht. Voor het eerst in dik vijf weken heb ik een lange broek, sokken en schoenen aan. Raar gevoel. Uiteindelijk ontstaat er een groepje van vijf Engelse toeristen en een Hollander; ik.

De eerste stukken wandelen zijn heerlijk. We komen vooral veel olifanten-drollen tegen, keutels zo groot als kokosnoten. De beesten moeten hier dus ergens zijn, maar we zien voorlopig nog helemaal niets. De gidsen hebben goede ogen want er worden wel andere dieren gespot; zoals de ‘Giant Squirrel’, een grote eekhoorn, zo groot als een uit de kluiten gewassen kat met een schitterende grote, zwarte staart. Uniek voor dit gebied. We zien er met moeite twee op grote hoogte in de bomen zitten. Erg mooi. De tocht gaat verder en we grappen een beetje over de drollen die we overal zien liggen, totdat de gidsen opeens zenuwachtig in elkaar duiken en ons driftig opdracht geven hetzelfde te doen. Iedereen is opeens muisstil. In het bos verderop horen we het harde gekraak van brekende takken en geritsel van bladeren en een hoop gedoe. Olifanten. M’n hart klopt in m’n keel. De dieren zijn zo te horen dichtbij maar we zien ze nauwelijks door de dichte begroeiing. De agente laadt uit voorzorg zenuwachtig haar geweer en op aanwijzen van een gids zie ik verderop een olifant tussen de bomen door rennen. Slik. Het idee dat er geen hek of sloot of wat dan ook tussen ons en deze groep dieren zit voelt opeens erg kwetsbaar. Als de kust veilig is gaan we weer verder en na een kort ontbijt gaan op twee bamboe vlotten het water op. Dit deel van de tocht is behoorlijk saai want we zien vanaf het rustige water echt geen enkel dier... De zon brandt wel erg sterk en vooral op het water is dat afzien. We gaan ergens aan land, eten een lunch, hangen wat rond en gaan dan weer terug het water op om de tocht terug te maken.

Op de korte flits van de rennende-olifant-in-de-bosjes die ochtend heb ik verder eigenlijk niet zo veel gezien. Een beetje teleurstellend. Maar gelukkig krijgen we nog een mooie traktatie. Na een uur terugpeddelen gaan we weer aan land en beginnen aan de laatste wandeling. We lopen in de brandende zon een pad af dat langs een open grasvlakte ligt, aan de rand van het meer. Opeens wordt er door de gidsen weer wat gefluisterd en blijven we weer als versteend staan. Dan zien we links van ons, op zo’n 100 meter afstand, een groep van vijf olifanten rustig uit de bosjes stappen. Het zijn drie volwassen vrouwtjes, een vijfjarig mannetje en een baby olifantje. Het is dezelfde groep als vanmorgen. We blijven op afstand en zien de groep op hun dooie gemak richting het water van het meer wandelen. Geen gestress dit keer, we kunnen rustig de tijd nemen om de dieren te bekijken. Het is een onvergetelijk gezicht.

Die avond terug in m’n hotel wordt het al weer tijd om na te denken over de laatste dagen van m’n reis. Ik heb nog een dag of vijf want ik vlieg woensdagavond van het zuidelijke luchthaven Trivandrum naar Bangalore en van daar terug naar Amsterdam. Ik wil m’n laatste dagen graag aan het strand doorbrengen, nog even een paar dagen relaxen. Het zuidelijk gelegen stranddorp Varkala schijnt daar heel geschikt voor te zijn dus ik moet zorgen dat ik daar terecht ga komen. Dit betekent; van Kumily met de bus terug naar Fort Kochi, om daar een deel van m’n bagage op te halen (die ik heb achter gelaten in Bethlehem) en dan de volgende dag met de trein naar Varkala, zo’n 170 km zuidelijker.

De bus vanuit Kumily zal om 13:30 uur vertrekken dus ik heb de ochtend nog om wat te genieten van m’n mooie hotel. Ik maak deze reis soms geluidsopnamen met m’n telefoon van het geluid van India, soms in een bus of op een station, soms van het gezang van vogels in een tropische tuin. Leuk voor later. Ik ben nu vroeg wakker en ga op het balkon staan om weer een opname te maken van de wakker wordende tuin. Na een paar minuten hoor ik duidelijk het gebrul van een bijzondere apensoort, en het klinkt dichtbij. En ja hoor, rechts zie ik in bomen van de hoteltuin de zwarte gestalten van de Nilgiri Langur, oftewel; de zwarte Langur aap. Een unieke apensoort voor zuid India. En het is een hele groep van in totaal 14 apen, jong en oud, ze springen van boom naar boom, eten bladeren en hangen wat rond. Ik ren snel naar het dakterras en kom zo letterlijk oog in oog met deze schitterende dieren. Ik kan ze bijna aanraken, zo dichtbij zijn ze. Ze hebben duidelijk geen haast dus ik kan een half uur lang genieten van deze mooie beesten. En tot slot; die grote eekhoorn, die we met veel moeite tijdens de trektocht hoog in de boom konden ontdekken: ik zie er vanaf het dakterras twee; op ooghoogte, een paar meter voor me, en we kijken elkaar met grote ogen verbaasd aan. Die hele jungle-trektocht van de dag ervoor was bijna niet eens nodig; je hoeft er hier je hotel niet voor uit.

Het verplaatsen van plek naar plek kost tijd, en de bus van Kumily naar Kochi doet er dik zes uur over. Gelukkig rijdt deze chauffeur iets rustiger en kom ik ‘s avonds na 19 uur in Kochi aan, pak daar nog een riksha om me naar Green Woods Bethlehem te brengen en word daar weer met open armen ontvangen door de altijd vrolijke Sheeba. Na een opfris-douche ga ik de oude wijk nog een keer in om iets te eten, maar het voelt deze tweede keer toch anders.

De volgende dag wil ik de trein naar Varkala gaan pakken, m’n laatste bestemming deze reis. Sheeba regelt een riksha die me naar het treinstation van Kochi brengt. Kaartjes voor zitplaatsen op deze relatief korte ritten zijn gelukkig wel beschikbaar. De warmte en vochtigheid in Kochi zijn weer extreem en op het hete station moet ik zeker anderhalf uur wachten want de trein is vertraagd. Uiteindelijk komt er na 14:00 uur een trein opdagen en samen met de enige andere witte reiziger die ik op het station tegenkom (Franciska uit Zwitserland) zitten we vier uur in een snikhete, plakkerige trein. Iedereen hangt er als een slappe vaatdoek bij en de ontelbare ventilatoren aan het plafond van de treinwagon draaien voluit. Bovendien zijn de zitplaatsen qua breedte van bussen en treinen in India ongeveer de helft van wat ze bij ons zijn. Iedereen zit dus zo ongeveer bij elkaar op schoot. Lekker tegen elkaar aangeplakt :-)

Even na zes uur rollen we station Varkala binnen en pakken Franciska en ik een riksha om ons naar onze verblijven te brengen. Tijd voor een warme douche en opmaken voor de laatste dagen India.