Ik heb gelijk gekregen: het was zwaar. Maar het was het meer dan waard. Godskolere wat gaaf. ’s nachts om 0:30 uur opstaan nadat je ongeveer drie uur hebt geslapen is behoorlijk desoriënterend - zeker met een protesterende maag - maar het lukte. Dus rijd ik in het holst van de nacht weg uit de vreemde stad Malang, samen met Isha (m’n reisgenote voor de komende dagen) en onze chauffeur Budi. We hebben een goede auto tot onze beschikking en dat is maar goed ook want we zullen de komende dagen veel kilometers maken. Nu eerst maar eens op weg naar zonsopkomst op de beroemde Bromo vulkaan. Budi is een topchauffeur en een grappige, behulpzame gozer bovendien. Hij rijdt goed en na ongeveer twee uur rijden draaien we van de grote weg af om via steeds kleiner en steiler wordende bergweggetjes de vulkaan zo ver mogelijk op te rijden en dan het laatste stuk te klimmen om bij het uitzichtpunt te komen.
Aangekomen bij het eindpunt worden we ontvangen door mannetjes die gids willen zijn, maar dat is niet nodig. Eerst maar even een lekkere hete kop thee want het is fris, voor het eerst sinds lange tijd weer lange broek, sokken, schoenen, trui en jas aan. Ook maar even naar het toilet (met wc-rol). We zijn niet de enigen hier, maar echt druk is het ook niet. Precies goed. We waren bang dat het slecht weer zou worden maar we hebben geluk, boven ons is het vrijwel onbewolkt. Na de thee en de wc beginnen we aan de laatste kilometer klimmen. Er worden door mannetjes die je eerder in Peru zou verwachten, met een half gekleurd tapijt om de schouders, paardjes aangeboden die je om omhoog kunnen brengen. Maar wij gaan lopend. Gelukkig heb ik een klein lampje mee en Isha leent de lamp van Budi. Het is aardedonker en de sterrenhemel is verpletterend. Ik heb nog nooit zo’n heldere sterrenhemel gezien, met zo veel sterren. We klauteren het pad op en en aangekomen bij het viewpoint gaan we er goed voor zitten. We kijken uit over een diep dal en rechts van ons ligt ergens de Bromo vulkaan. Maar voorlopig zien we nog niet veel behalve de lichtjes van verderop gelegen dorpjes in het dal en wat vage schaduwen aan de horizon. Rechts stijgt wat lijkt op een wolk op uit een bergpunt. Maar het is niet te zien of deze nou op 10 meter of 10 kilometer afstand is.
Langzaam komt na een half uurtje aan de horizon de zon op, en net als in Borobudur worden de contouren en de schaal van het landschap zichtbaar. Er hangen boven de horizon nog wat flarden wolken die door de zon van onder worden belicht, knalrood, oranje en geel. We zien nu ook waar die pluim rook vandaan komt. De Bromo is eigenlijk een oude mega-krater van 10 km doorsnee (en wij zitten op een van de flanken) en binnen in de krater ligt een zee van zand (sea of sand) en in het midden van die zwarte zandvlakte zijn weer nieuwe puntige vulkaantjes ontstaan en een van de punten spuugt om de zoveel tijd grote wolken as en stof de lucht in. De zonsopkomst, de schaal van het landschap, het opkomende licht en steeds wisselende kleuren zijn moeilijk te beschrijven. Ik werd er stil van.
Ik probeer zo veel mogelijk foto’s te maken en na een uur staren naar wat voor ons zichtbaar is geworden dalen we af richting de auto waar we weer een kop thee drinken en Budi ons een doosje met ons ontbijt geeft. We peuzelen ons broodje op met nog steeds een schitterend uitzicht en maken ons klaar voor een lange rit richting de volgende bestemming: richting de overnachtingsplek in de aanloop naar de Ijen vulkaan helemaal ten oosten van het eiland Java. De rit zal lang duren en ik ben bek-af, slapen lukt niet echt maar af en toe zak ik een beetje weg. Een tussenstop bij een verlaten en vergaan wegrestaurant halverwege voor een colaatje en rondje lopen en daarna weer verder. We rijden langs de noordkust van het eiland en passeren stranden en mangrovebossen en verder vooral veel snikhete stoffige dorpjes. Nadat we de grote weg afgaan en de bergen inrijden veranderd de stoffige omgeving in tropische bossen en plantages. Dit is een plantagegebied dat uiteraard door Nederlanders goed werd uitgebuit. Suiker, koffie, rubber, cacao, kruidnagel. Hier groeit alles. Het is schitterend groen en de weg leidt ons omhoog de bergen in. We naderen onze overnachtingsplek en dit blijkt ook een oud koloniaal gebouw te zijn midden tussen de plantages, hoog gelegen dus redelijk koel. We krijgen ieder een kamer en na een tijdje arriveren er nog meer gasten, toevallig dezelfde die we vanochtend ook al op Bromo zagen. Waaronder John, een Engelse, tikkeltje androgien en kleurrlijk type met vrolijk gelakte teennagels en brede armbanden. Het pand heeft ook een zwembad dus voor het eerst sinds het begin van m’n reis kan ik eindelijk een frisse duik nemen. Heerlijk na zo’n enorme lange dag! Het avondeten staat om 19:00 uur op ons te wachten en na het eten lijkt het ons verstandig naar bed te gaan. De wekker gaat namelijk weer om 0:30 uur (wat nou vakantie). Ik lig er om 21:00 uur in en val snel in slaap.
Zodra de wekker na een paar uurtjes gaat krijg ik m’n ogen nauwelijks open. Oef, dit is pittig. Onregelmatig en weinig eten, al een paar dagen diarree en twee van die korte nachten hakken er behoorlijk in. Maar het moet! Ik rol kreunend m’n bed uit, hijs me in m’n klaarliggende vulkaan-outfit en strompel zo goed en kwaad als het kan met Isha naar de paraat staande auto met de immer breeduit lachende Budi. De auto zet zich in beweging en daar gaan we weer, op naar de volgende beklimming. Alleen deze wordt hele andere koek.
Picknick
De Ijen vulkaan is een eigenlijk een plateau van 20 km doorsnee met daarin een aantal vulkanen. Een daarvan heet de Gunung Merapi wat vertaald wordt als “mountain of fire”. Op de bodem van deze krater wordt door mijnwerkers zwavel gewonnen en er brandt continue een blauwe vlam, die alleen in het donker zichtbaar is. Dit is de grote attractie en dat gaan we nu met eigen ogen bekijken. En als er geld verdient kan worden aan gekke toeristen dan worden de normen qua veiligheid een beetje opgerekt.
Maar we moeten eerst klimmen! Lang klimmen. 3 km stijl omhoog. We krijgen een persoonlijk gids mee genaamd Holili, maar we noemen ‘m Holiday. En weer is het aardedonker. Het is hier beduidend drukker dan op de Bromo en de weg is lang. Uiteindelijk komen we boven en nu gaan we over de rand van krater naar beneden, de diepte in. Wel moeten weer eerst onze gasmaskers opzetten, later zal blijken waarom… We zien helemaal niets, behalve dat er niet echt een pad is, maar alleen maar losse stenen en rotsen. Holiday heeft de gang er in, hij loopt hier al 13 jaar, en we doen ons best om ‘m bij te houden maar het is echt een linke afdaling. En gelukkig zien we de omgeving nu niet, dat komt op de terugweg wel. We concentreren ons vooral op de door onze lampjes verlichte meter voor ons en de volgende steen om je voet op de zetten. Het is enorm stijl en het kost moeite om je staande te houden. Niet vallen a.u.b. Na een tijd zig-zag afdalen komen we in het hart van de krater. Daar gebeurd het dan. Tussen de toeristen werken mijnwerkers daar met een lamp op hun hoofd en slechts een sjaaltje voor de mond tussen enorme zwaveldamp-wolken voor het gewilde zwavel. De wolken worden onregelmatig onder hoge druk uit de bodem geblazen en ergens daar middenin komt onder nog hogere druk en met een enorm geraas een blauwe vlam van een paar meter breed tussen de rotsen vandaan. Het is nog steeds hartstikke donker en de druk, de herrie, de gigantische onberekenbare zwavelwolken, de kuchende en proestende mijnwerkers en de met hun zaklampjes rondneuzende ramptoeristen geven dit hele tafereel iets verschrikkelijk apocalyptisch. Het lijkt wel of we op een andere planeet terecht zijn gekomen. Het stinkt bovendien enorm naar zwavel, en als dan opeens de windrichting veranderd en er een gigantische zwavel-rookwolk opstijgt wordt alles en iedereen die daar staat opgeslokt in een grote dichte wolk zwaveldamp. Close your eyes! Close your eyes! De rook prikt gigantisch in je ogen. Mensen worden paniekerig en hier in het donker, ingesloten door de zwaveldampen en slechts verlicht door kleine zaklampjes raken sommige mensen in paniek (Help! Help! I can’t see!)… Dit is onbeschrijfelijk. Hoogst onverantwoord, maar episch. Onze gids, kalm als altijd, zegt: “Too much smoke here, go further down, to the lake”. Dat doen we. Terwijl andere groepjes zich haastig uit de voeten maken terug omhoog gaan wij met z’n drieën een stukje verder naar een iets lager gedeelte waar een meer blijkt te zijn met daarin heet dampend water. Daar gaan we op de warme rotsen zitten en bekijken (als de verstikkende wolken het toelaten) het tafereel van een afstandje. Pikkedonker, mijnwerkers, lampjes, rook, herrie, omhoog klimmende toeristen. Wat een bizarre aanschouwing.
En daar zitten we dan. Om vier uur in de ochtend, in het donker, aan een groen, dampend heet meer, op warme rotsen, midden in een vulkaankrater koffiekoekjes te eten. Met op veertig meter voor ons uit de grond omhoog stuwende wolken met daarin proestende en kuchende mijnwerkers.
Na een tijdje wordt het langzaam licht boven ons, langs de rand van de krater. En net als de vorige keren krijgt de omgeving nu pas z’n vorm en kleur. De grote rotsen blijken allemaal een soort van geel te zijn. En de zwavelwolken blijken groen te zijn… En de krater zelf is enorm groot, en we zitten behoorlijk diep. Het meertje waar weer eerst maar een paar meter van zagen, blijkt ook gigantisch groot te zijn, zeker een paar honderd meter in doorsnee.
Alle toeristen zijn inmiddels weg, en wij gaan als laatsten nu met Holiday voorop terug omhoog. Het pad waarlangs we in het donker zijn afgedaald ziet er in het licht nog veel gevaarlijker uit. Eén misstap en je ligt compleet in de kreukels. We worden af en toe ingehaald door mijnwerkers met 80 kg (!) zwavel op hun nek, want ze dragen het zelf allemaal in twee manden op hun schouders omhoog. Ons lukt het zonder die last bijna niet, maar deze mannen klauteren zonder blikken of blozen omhoog. Stap voor stap over losse rotsen en stenen, als berggeiten. Opbrengst van 80 kg zwavel: ongeveer 5 euro. Maximaal brengt een mijnwerker per dag 250 kg omhoog, dat is nog geen 20 euro.
Als we weer op de rand van de krater staan, het is nu helemaal licht, zien we dat er twee borden naast het pad staan. Een bord zegt: “Beware Toxic Gas” en de anders “Visitors are prohibited going down in the crater. Dangerous”. Ok dan.
We lopen de laatste drie kilometer het pad af richting de auto en eten beneden weer een broodnodig ontbijtje uit een doos. We zijn compleet gebroken en stinken een uur in de wind naar zwavel. Maar wat was het gaaf. En de dag moet nog beginnen want het is pas 8 uur ’s ochtends.
We gaan als laatste onderdeel van de tour op weg naar de haven Ketapang op het oosterse puntje van Java om daar de ferry naar Bali te pakken. Bij aankomst staat er een bus richting Denpasar (hoofdstad van Bali) al klaar dus daar springen we in. De ferry duurt een uur, maar 50 minuten daarvan blijft de boot stationair ronddobberen… Beter kunnen zwemmen. Na aangemeerd te hebben rollen we het beroemde en beruchte vakantie-eiland Bali op en het is daarna nog zeker drie uur rijden naar de hoofdstad. Daar aangekomen worden we buiten de stad op een grote parkeerplaats gedropt waar we besprongen worden door allerlei taxi’s die naar andere hoeken van het eiland gaan. We vinden nog wat mensen en zo zitten niet veel later Isha, John - onze droge Engelse androgien - een verdwaalde Italiaan en ikzelf in een taxi richting het befaamde Ubud, volgens velen de meest relaxte en spirituele plek op Bali.
Later meer daarover, eerst maar eens zestig keer douchen en bijslapen.