Met een nieuw visum op zak - het ging gesmeerd: twee uurtjes - wordt het tijd om een keuze te maken. Ik ben nog steeds (of: weer) in het gezellige Chiang Mai. Verdomd lastig om hier weg te komen, zeker omdat Dolly en Max zo aardig zijn en me zo veel helpen.
Ik had bedacht om vanaf hier rustig met de bus af te zakken naar het zuiden en onderweg een of meerdere tussenstops te maken tot aan Bangkok. En dan van Bangkok naar de zuidelijke eilanden gaan om daar de laatste week van deze reis door te brengen. Maar m’n korte scooter-trip naar Chiang Dao doet me verlangen naar meer. Het bergachtige noorden van Thailand is schitterend en ik heb er nog maar nauwelijks van geproefd. Dus een andere optie is om hier nog even te blijven en een nieuwe trip te maken. Het zuiden kan wachten.
De Mae Hong Son-lus
Veel motorrijders zullen de beroemde Mae Hong Son lus kennen. Het is een van ‘s werelds mooiste tochten door Noord Thailand. Vertrek en aankomst is Chiang Mai. De route heeft een totale lengte van een dikke 700 kilometer en heeft niet minder dan 1864 bochten(!). Je kunt kiezen of je met de klok mee of tegen de klok in rijdt, en je kunt natuurlijk ook de auto pakken.
Zal ik? Ik moet even goed nadenken want deze rit is niet bepaald vlak: het is serieus de bergen in en over. Kan ik dat? Mag ik dat? Lukt het überhaupt op een scooter? Hoeveel tijd heb ik nodig? Wat gaat het kosten?
In Chiang Mai worden bij veel verhuurbedrijven zgn. ‘Adventure’ motoren verhuurd. Je kent ze wel: grote, stoere, off-road motoren met dikke koffers erop. Maar ik heb geen motorrijbewijs. Ik zal het met een scooter moeten doen en zelfs dat is misschien op het randje. Weer moet ik mezelf even over een drempel helpen. Iets met een comfort zone en dat wat daarbuiten te vinden is.
Na de visum-verleng-actie in de vroege ochtend, slenter ik vooral door Chiang Mai (het verveelt niet) en nemen Dolly en Max me ‘s avonds mee naar een leuke Ramen Noodle tent in een ander deel van de stad. Na hun advies te hebben aangehoord, veel gewik en geweeg van mijn kant, besluit ik om ervoor te gaan: de volgende ochtend terug naar het verhuurbedrijfje waar ik m’n eerste scooter heb gehuurd. Ik vertel dat ik een paar dagen naar het plaatsje Pai ga, ongeveer anderhalf uur rijden van hier (en stiekem slechts de eerste stop van de grote lus) en krijg een iets zwaardere scooter. Ik zeg er maar niet bij dat ik van plan ben om de hele lus te gaan rijden. Dat doe ik wel bij terugkomst. Dit keer krijg ik een splinternieuwe Honda Click 160cc, mat zwart. Hij ziet er stoer uit.
Pai
Ik besluit om de tocht tegen de klok in te rijden en dat betekent: eerste stop Pai. Pai is een plaatsje noord-westelijk van Chiang Mai en bekend (of berucht) als een soort gezellig hippie-oord, weggestopt in de bergen. Dolly vertelde me eerder al dat de Thai niet erg fan zijn van Pai. En als ik na anderhalf uur scooteren - de route erheen is echt prachtig - aankom begrijp ik direct waarom: wat is dit? Ik beland in een klein plaatsje waar jonge, witte toeristen de dienst uit lijken te maken. Heel afentoe zie ik een Thai, maar het is een overwegend witte bedoening hier. De sfeer voelt onvriendelijk, ego-gedreven, Westers. Meiden in uitpuilende bikini’s, stoere boys in ontbloot bovenlijf op straat. Langs de kant van de weg zie ik een bord waarop toeristen in duidelijke taal wordt gevraagd om de lokale tradities te respecteren: dus niet in je blootje over straat, geen herrie maken, enzovoorts. De jonge bezoekers hebben er schijt aan. De lokale mensen die ik wel zie/spreek, die in restaurants werken bijvoorbeeld, zijn niet te genieten. Ik snap waarom, al zal de kassa hier stevig rinkelen. Dolly had gelijk: dit is niks voor mij. Helaas moet ik een nacht blijven. Morgen verder.
Soppong en Mae Hong Son
De volgende ochtend gooi ik er een oploskoffie in en verdwijn zo snel mogelijk uit Pai. Ik gooi m’n scooter vol, kijk niet meer om en kies het ruime sop (althans; wegnummer 1095, tegen de klok in). Eens kijken waar ik vandaag uit ga komen.
Eerste stop is Soppong met daar in de buurt de Tam Lod grot, een van de meest indrukwekkende grotten van Thailand, zegt men. Dit hele gebied is extreem rijk aan grotten, en ik heb er al twee eerder bezocht, maar dit is van een heel ander kaliber. Qua volume is dit een van de grootste ter wereld, met ‘plafond’ hoogtes van soms wel 50 meter! Niet te geloven. Hierbij vallen de vorige grotten volledig in het niets. Ik word weer door een gids begeleid en een stuk in de grot gaat per bamboe vlot. In een van de ‘kamers’ liggen oude mysterieuze teak-houten langwerpige doodskisten, duizenden jaren oud. Echt een indrukwekkende tussenstop.
Wintersport
Ik zal jullie niet te pletter vervelen met het beschrijven van alle 1864 bochten. Laten we zeggen dat het me soms doet denken aan wintersport, als je op een lege, verse piste al bochten makend naar beneden suist. Van links naar rechts. Met wapperende kleding en tranen in je ogen. Dat je zo snel van hoogte wisselt dat je oren zelfs krakken of ploppen. Zo voelt het rijden hier. Alleen: aan deze piste komt geen eind. Soms moet ik stevig klimmen en zakt de snelheid van m’n hard werkende Honda terug naar 40 km per uur. Tijd om in de berm te gaan rijden zodat achterop komend verkeer me kan inhalen. Maar je komt toch steeds weer boven, en dan hoef je niets meer te doen dan remmen en sturen, goed sturen dan wel, en goed opletten, en vooral ver vooruit kijken, en kijken of niemand z’n pick-up truck voor je de weg opdraait, en of er troep in de bocht ligt, en of een vrachtwagen niet plots op z’n rem gaat staan, en of tegemoet komende auto’s elkaar gaan inhalen, op jouw weghelft. Maar zoals ik al eerder schreef: chaotisch of niet, het werkt en vloeit, en mensen geven elkaar ruimte. Kom daar maar eens om in Nederland.
Ik rijd soms uren over nagenoeg lege wegen, slingerend door de bergen, door schitterende landschappen en indrukwekkende uitzichten. Ik begrijp waarom deze route zo geliefd is, en wat voelt het als rijkdom om hier te kunnen rijden. Droomachtig.
Het rijden op twee wielen doet me aan nog iets anders denken: cowboys op paarden. Het lijkt soms een beetje alsof je als een lonesome cowboy met je stalen (en plastic) ros onderweg bent. En uiteindelijk kom je dan bij een dorp of stadje aan. Net als in een western rijd je dan in rustig tempo voorzichtig het stadje binnen, behoed voor gevaar. Kinderen en vrouwen verstoppen zich angstig voor deze vreemd uitziende nieuwkomer. Mannen kijken vanaf hun veranda met argus-ogen naar de vreemdeling. Een thumbleweed rolt over de verder verlaten straat. “Howdy partner” vraag ik aan iemand, terwijl ik m’n hoed aantik, “vertel me eens waar de saloon is”. Hij lijkt me niet te begrijpen en kijkt me argwanend aan. Ik ben zeker in native gebied terecht gekomen. Hmm. Ik vervolg m’n pad. Uiteindelijk vind ik een onderkomen voor de nacht. Ik bind m’n paard vast, geef ‘m water en stro, bedank hem voor z’n trouwe dienst en ga te voet het stadje in om polshoogte te nemen.
Ik ben aangekomen in Mae Hong Son, het kleine, slaperige stadje waar de Mae Hong Son-lus z’n naam aan te danken heeft. Het is nog maar 14:00 uur en ik ben inmiddels 240 km verwijderd van Chiang Mai. Het doet uitgestorven aan, maar ik begin inmiddels te begrijpen dat heel Thailand er rond deze tijd uitgestorven bij ligt want het is gewoon veel te heet. Het lijkt tot leven te komen als het avond wordt. Zo ook hier: zodra het begint te schemeren komen de mensen te voorschijn en ontstaat er een gezellige avondmarkt waar ik wat streetfood probeer (no meat?). Weinig toeristen hier, een groot verschil met Pai. Dit is een plaatsje waar het leven z’n gangetje gaat en bijna niemand Engels spreekt. Er zijn ook nauwelijks restaurants of bars, het leven speelt zich af op straat. De hotels die er wel zijn zijn vooral voor de mensen die de lus rijden. Terug lopend naar m’n verblijf koop ik op straat dan toch een t-shirt met daarop in sierlijke letters: Mae Hong Son 1864 Thailand. Een souvenir aan deze tocht, mocht ik ‘m weten te volbrengen.
Zodra ik wakker ben besluit ik om nog een nachtje te blijven. Het bevalt me wel hier. De bergachtige omgeving vraagt erom ontdekt te worden. Deze volle dag in Mae Hong Son breng ik door met eerst een wandeltocht van 5 km door de bossen en bergen waar ik ongenadig word gestoken door een paar gemene insecten. Ze hadden het duidelijk niet zo op de nieuwkomer. Als troost wordt ik de rest van de wandeltocht vergezeld door een hele lieve hond. Je vind ze overal in Thailand. Druipend van het zweet weer terug naar m’n verblijf om te douchen en m’n wonden te verzorgen. Ik heb opeens een extra triceps, zo dik is de warme, kloppende bult op m’n arm. Niet getreurd, m’n scooter staat te trappelen en zo rijden we die middag diep de bergen rondom Mae Hong Son in. Ik sluit af met een bezoek aan de plaatselijke ‘Wat’, zoals een tempel hier heet. Deze ‘Wat’ ligt op een heuvel en kijkt uit over Mae Hong Son en geeft een prachtig uitzicht.
Zadelpijn
De volgende ochtend verlaten we stapvoets het stoffige plaatsje, nagekeken door de lokale bevolking. We hebben een lange dag in het zadel voor de boeg. Eerst van hier naar het meest zuidelijke punt van de route (Mae Sariang), zo’n 164 km rijden. Als de benen dan nog goed voelen kunnen we door naar het oosten, en richting de hoogste berg van Thailand, de Doi Inthanon, nog eens 182 km verder.
Ik weet niet hoe we het hebben gedaan maar heel veel uren later, tegen 16:00 uur in de middag, sta ik opeens midden in het nationale park van Doi Inthanon en ga ik een nachtje kamperen. In een vooropgezette tent uitkijkend over een vallei. Wat een dag, wat een route! Wat was het genieten.
M’n kont is gevoelloos en m’n vingers doen ook niet zoveel meer, hopelijk trekt ‘t wat bij komende nacht. Ik ga nog ergens iets eten, trakteer mezelf op een biertje en val daarna, in m’n knusse tentje, in een diepe slaap. Het is koud die nacht, maar ik heb genoeg vrolijk gekleurde dekens om me warm te houden. Ik droom over skiënde cowboys. ‘s Ochtends word ik gewekt door een orkest van kukelende hanen en tjilpende vogels. Ik open de rits van m’n tentje en kijk over het dal dat wakker wordt in het vroege ochtendlicht. Ik gooi wat ijskoud water in m’n gezicht en ga snel weer op pad. De laatste dag van deze tocht.
Eerste bestemming vandaag is de top van de hoogste berg van Thailand proberen te bereiken. Nadat ik ergens een bak warme koffie heb gevonden lukt het om boven te komen. Scooter pruttelt en ratelt, maar we komen boven. We staan op 2565 meter boven zeeniveau en de temperatuur is hier een schamele 13ºC… Gelukkig heb ik een extra jasje mee voor onderweg want het is anders veel te koud. Na een flinke wandeltocht door het bos - begeleid door de verplichte gids - ga ik wat eten: honger.
Naar huis
Het laatste stuk terug naar Chiang Mai is ongeveer 100 km. Ik ben inmiddels zo vertrouwd geraakt met m’n scooter dat ik steeds meer kan ontspannen en genieten. Ik begrijp nu waarom motorrijders zo’n apart volkje lijkt. Ik ben er onderweg flink wat tegen gekomen. Stoere bikers uit Maleisië, jonge jochies op opgevoerde scooters, oudere mannen op dikke off-road motoren. Ze steken de hand naar elkaar op, helpen elkaar als dat nodig is, en hebben een gedeelde hekel aan alles op vier wielen. Ik denk dat ik ze begin te begrijpen :-)
Ik heb nadat ik gisteren Mae Hong Son verliet wel even oordopjes in gedaan: het gesuis van de wind kan je letterlijk doof maken. Met oordoppen in rijdt het veel rustiger. Dus het laatste stuk snelweg terug naar Chiang Mai ga ik in gestrekte draf, auto’s inhalend, op m’n doel af. Ik slalom als een skiër om de slechte stukken in de weg. Hangend in de bochten. Wapperende kleding en tranen in de ogen. Ik ruik de stal.
Het verkeer terug in vertrouwd Chiang Mai is nog steeds druk en chaotisch maar ik merk dat ik inmiddels wat meer gewend ben. Niet veel later parkeer ik weer voor de deur van Thapae Boutique House. De teller geeft aan: 834 km gereden, van deur tot deur. Oom verwelkomt me opnieuw hartelijk, een beetje alsof ik weer thuis ben.